In de Forumvergadering van 23 maart jl. werd de Kadernota “Op weg, visie en kaders voor regionale samenwerking op basismobiliteit” besproken. In deze vergadering was een van de conclusies dat de Zutphense Gemeenteraad kwaliteit boven financiën wil stellen in de aanbesteding. Om dit mooie streven wat meer concreet te maken, heeft Liza Luesink het initiatief genomen om met een aantal partijen hier verder over na te denken. Zaterdag 25 april stond onderstaand artikel in de Stentor.  

Kwaliteit boven financiën bij aanbesteden basismobiliteit

door Frans Heitling, Mathijs ten Broeke en Liza Luesink
ZUTPHEN –
 Kwaliteit gaat boven fi­nanciën als het om mensen gaat.

Met de veranderingen in deWet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdzorg verande­ren ook de organisatie en verant­woordelijkheden op het gebied van vervoer.

De gemeenten in de Stedendrie­hoek en de gemeenten Heerde en Hattem zijn een samenwerkings­overeenkomst aangegaan, zodat zij samen het leerlingenvervoer, Wmo-vervoer en het regio­taxi- vervoer goed kunnen organi­seren. Het samenwerkingsver­band zal dit vervoer gaan aanbe­steden, waarbij de aanbestedings­criteria een cruciale rol spelen voor de kwaliteit van het vervoer.

In het verleden hebben zich onge­wenste situaties voorgedaan in het aanbesteden van het gesubsi­dieerde vervoer. Financiën – lees: zo goedkoop mogelijk – leken toen boven de kwaliteit te zijn ge­gaan. Het is onwenselijk dat zich in de toekomst weer situaties voordoen waardoor de kwaliteit van deze vervoersvormen, waar­van kwetsbare groepen mensen in onze samenleving afhankelijk zijn, in het gedrang komt.

Dit betekent, wat ondergeteken­den betreft, dat de mensen die het vervoer nodig hebben cen­traal staan bij de aanbesteding van dit vervoer. Voor hen dient het vervoer zo eenvoudig en her­kenbaar mogelijk te worden ge­maakt. Kwalitatieve criteria zoals ervaring van chauffeurs dienen evenals kwantitatieve criteria zo­als wachttijden terug te komen in de aanbesteding.

Daarnaast zouden verschillende vervoersstromen alleen gecombi­neerd moeten worden, wanneer dit in de praktijk ook werkt en niet leidt tot onacceptabele wacht- en reistijden. Maar vooral ook niet leidt tot conflicten tus­sen passagiers onderling en one­nigheid tussen passagiers en chauffeur.

We willen een zogenaamde ‘race to the bottom’ door vervoersbe­drijven voorkomen: aanbieders die aantoonbaar onderbieden en zo de continuïteit die zij geacht worden te kunnen bieden roeke­loos op spel zetten.

Ook moet bij de aanbesteding worden nagegaan of een bedrijf dat deze bijzondere vormen van vervoer wil gaan uitvoeren finan­cieel gezond is. Een vervoersbe­drijf dat de gunst krijgt om een aanzienlijke hoeveelheid ritten te rijden in dienst van de samenle­ving, mag best de jaarrekeningen van de afgelopen jaren voorleggen en zo aantonen dat de onderne­ming financieel gezond is en de gevraagde vervoersinspanning ook op langere termijn kan leve­ren.

Vervoer van A naar B is voor veel mensen geen luxe, maar van we­zenlijk belang om verbonden te kunnen zijn met anderen. Daar­om moeten in de aanbesteding voorwaarden gesteld worden aan de potentiële dienstverlener die kwaliteit boven financiële bespa­ringen op korte termijn plaatsen. 

Frans Heitling (raadslid PvdA)
Mathijs ten Broeke (raadslid SP)
Liza Luesink (raadslid GroenLinks)