Door: Erwin Vink ‘In één keer goed’: vindt u dit ook zo’n prachtige titel voor de gebiedsontwikkeling aan de overkant van de IJssel in Zutphen?
Volgens het plan IJsselsprong ‘In één keer goed’ gaan we er op alle gebieden op vooruit: we zijn veilig voor het water, we worden voorzien in onze woningbehoefte, we kunnen doorgaan met landbouw in Cortenoever, we lossen alle verkeersknelpunten op, de natuur profiteert ervan en tot slot kunnen we nog beter gaan recreëren!
Er zitten veel voordelen aan het plan, maar sommige zaken worden net wat mooier verteld dan ze in werkelijkheid zijn. Een belangrijk discussiepunt momenteel is de mogelijke bouw van 3000 woningen in de Hoven. Ik bespeur daarbij een ‘ivoren toren’-denken binnen het Stedendriehoekverband ten aanzien van de geplande woningbouw. Dit leidt tot een vernauwde kijk op de werkelijkheid, waarbij niet meer creatief naar oplossingen wordt gezocht.
Leegstand in randgemeenten
Het probleem dat zich in de Stedendriehoek voordoet is dat er tot 2030 een tekort aan woningen komt. Men heeft als voor de hand liggende oplossing bedacht om woningen te bouwen in de steden Zutphen, Deventer en Apeldoorn, om het groene hart te sparen. Net over de grenzen van Zutphen zie je echter dat de bevolking in gemeenten als Lochem, Voorst en Brummen afneemt. Als je grootschalige woningbouw in of aan de randen van steden realiseert, zullen omringende gemeenten nog sterker leeglopen. Een verklaring hiervoor is dat jonge mensen naar de stad trekken vanwege voorzieningen en werk. Dit leidt tot leegstand in de randgemeenten met alle gevolgen van dien. Waarom stimuleren we niet dat mensen in aangrenzende gemeenten gáán of blijven wonen?
Dicht bij het werk wonen
Een bijkomend nadeel van het plan is dat wonen en werken niet goed op elkaar aansluiten. Zutphen heeft niet de werkgelegenheid om 3000 extra huishoudens van werk te voorzien. De kans is groot dat deze mensen op andere plaatsen gaan werken, waardoor er veel vervoersbewegingen ontstaan die niet bepaald duurzaam zijn. Als men teveel moet reizen, kiest men er wellicht voor om dichter bij het werk te gaan wonen. Dit kan betekenen dat in Apeldoorn een grote vraag naar huizen gaat ontstaan (vanwege de extra bedrijventerreinen daar), waarbij in Zutphen de vraag naar woningen zal afnemen. Waarom houden we bij de planning van woningbouw niet voldoende rekening met het feit dat mensen dicht bij hun werk willen wonen?
Meer inbreiden
Tot slot wordt in het plan volkomen genegeerd dat de vraag naar huizen in groenstedelijke milieus, zoals bij de IJsselsprong, veel lager is dan het geplande aanbod. Dit staat zelfs in de structuurvisie te lezen. In de gehele Stedendriehoek wil men 9000 woningen in groenstedelijke milieus bouwen, terwijl er maar vraag is naar 3000! Mensen willen graag in centrumstedelijke en vooroorlogse wijken wonen. Waarom kijken we niet of we huidige inbreidingsplannen beter kunnen laten aansluiten op de behoeftes?
Eén keer goed
Als jij ook niet het antwoord weet op bovengenoemde vragen, maar wel creatieve oplossingen hebt, kan dit ons het volgende opleveren: het voorkomen van onnodige opoffering van waardevol buitengebied dat onderdeel is van de Ecologische Hoofdstructuur, het leefbaar houden van de ons omringende gemeenten, minder vervoersbewegingen en het beter benutten en optimaliseren van inbreidingslocaties. Dan is het wat mij betreft pas in één keer goed!